Het levenbrengend Woord

door Ab Klein Haneveld

Romeinen 10:11-17 handelt over de positie van Israël, dat wij hebben leren kennen als het volk van God. In de brief aan de Romeinen schrijft Paulus over Israël. Hij zegt dat, hoewel er voor Israël een speciale toekomst is weggelegd, dat geen enkele consequentie heeft voor welke Israëliet dan ook. Als er voor het volk een speciale toekomst is weggelegd, dan betekent dit niet dat er een speciale toekomst is weggelegd voor een ieder die ooit maar deel heeft uitgemaakt van dat volk. Op school hebben we heel wat moeten Ieren over het Nederlandse volk, bijvoorbeeld over de 80-jarige oorlog. Wij hebben er echter geen deel van uitgemaakt. Er was voor het Nederlandse volk ook een toekomst, maar degenen die in het verleden leefden, maken geen deel uit van die toékomst.

De Schrift zegt: “Een ieder die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden. Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek (Romeinen 10:11,12) ” Er is in verband met Gods heilshandelen wel onderscheid tussen het Joodse volk en alle andere volken, maar niet tussen Jood en Griek. Paulus schrijft dit niet zomaar, maar hij haalt het aan uit Jesaja 28. Paulus kende de Schrift. In Romeinen 10:13 schrijft hij: “Een ieder die de Naam des Heren zal aanroepen, zal zalig worden.” Dit haalt hij aan uit Joël 2. Het staat in de Schriften die God ooit aan Israël gegeven had. In Romeinen 3:1 en 2 schrijft Paulus dat de zegen van Israël in de eerste plaats is, dat hen de woorden Gods zijn toebetrouwd. Is dat een zegen? Als wij het Joodse volk bekijken, kunnen we dat moeilijk als een zegen zien. Het is hun slechter vergaan dan de Nederlanders met hun 80-jarige oorlog. Zo’n zegen was het niet. Zeker niet voor Israël als volk te midden van de overige volkeren. De zegen school er niet in, dat zij die woorden ontvangen hadden, maar dat zij daardoor de beschikking hadden over die woorden en dat zij zich daardoor die woorden konden eigen maken. Zij konden die woorden bestuderen en tot zich nemen. Dat was de zegen van Israël. En dat niet alleen, want er was een verantwoordelijkheid aan verbonden die tot vandaag de dag nog geldt. Het betekent dat zij er voor verantwoordelijk waren om die woorden van God te prediken onder alle volkeren, onder alle heidenen. Dit is altijd zo geweest. Het was de priesterlijke taak van het volk om deze woorden te prediken. 

Om dit te doen had Israël toch eerst zelf die woorden van God moeten accepteren. Het punt is echter, dat God zijn Woord wel gaf, maar dat Israël het nooit heeft aangepakt. En voor zover ze het aangepakt hebben, deden ze dat zoals vele christenen dit vandaag de dag doen. Vele christenen hebben de Bijbel in de hand en zeggen hem te geloven van kaft tot kaft. Dat kun je gemakkelijk zeggen, als je niet weet wat er tussen die kaften staat. Het klinkt misschien wat scherp, maar Israël heeft de Bijbel nog steeds zo; dicht en in een kast. Een ark noemt men zo’n kast in de synagoge. Het Woord wordt weggeborgen. Het is zó heilig… met als consequentie dat men het maar niet leest. Ja, ik weet wel dat ze het Iezen, maar het is Paulus die in 2 Korinthe 3 vers 15 zegt, dat er tot vandaag de dag een bedekking over hun hoofd ligt. Dat ze ziende wel zien, maar niet verstaan. Het is nog steeds een gesloten boek voor hen. Bij de rooms-katholieke kerk lag de Bijbel aan een ketting. Luther, een geestelijke, vond een Bijbel in een klooster. De tragiek van de christenen vandaag is, dat we niet naar een Bijbel hoeven te zoeken, maar we lezen hem niet.

Mijn vader zei eens: “Weet u, broeders, wat zo jammer is? Dat er mensen zijn die zo nodig de Bijbel moeten verdedigen. Die Bijbel die ze thuis op de schoorsteenmantel hebben staan met zo’n koperen slot erop. Wij doen dat nooit. Ik ben dat zo niet gewend geweest. Wij verdedigen de Bijbel niet, wij gebruiken hem gewoon.” Het is beter om de Bijbel te gebruiken dan om hem te verdedigen. De Bijbel zegt van zichzelf dat hij scherper is dan enig tweesnijdend zwaard (Hebreën 4:12). Een zwaard is niet een ding dat je verdedigen moet, maar het is een ding om andere dingen te verdedigen. Zo is het met de Schrift. Die hoeven wij niet te verdedigen. Ik heb me daar vroeger ook weleens aan schuldig gemaakt, maar het is niet nodig. We moeten de Schrift accepteren en gebruiken. Dan zult u zien, wat dat voor een uitwerking heeft. Niet alleen voor uw eigen leven, maar ook voor uw omgeving. Dat Woord komt dan tot leven. Het is niet een stuk papier met zwarte letters. Er staan niet eens plaatjes in. Maar als je de Bijbel bestudeert, blijkt hij vol met plaatjes te staan. Met beelden, die slechts één ding als onderwerp hebben, namelijk de persoon van de Here Jezus. Béélden. Plaatjes. Tekeningen. Dat Woord van God tekent ons God Zelf.

Wat hier in Romeinen 10 gezegd wordt is dat wie gelóóft niet beschaamd zal worden. En dat al wie de Naam des Heren aanroept, zal behouden worden. Paulus leert ons hier, hoe men op grond van het Oude Testament zalig wordt. Hoe dan? Door de wet te volbrengen? Nee, dat is nooit zo geweest. Dat misverstand is door de mens zelf uitgevonden. De mens wil maar al te graag geloven dat hij zijn zaligheid zelf verdienen kan. Dat plaatst hem op een voetstuk. Kijk eens waartoe ik in staat ben. Koning Nebukadnezar ging eens op een voetstuk staan en zei: “Is dat niet het Babel dat ik gebouwd heb.” En keizer Nero ging in Rome ergens op een muur staan en zei: Is dit niet het Rome dat ik gebouwd heb.” Beiden waren krankzinnig. Zowel Nebukadnezar als Nero. En dan zijn er mensen die zeggen: “Kijk eens, is dit niet de zaligheid die wij moeten en kunnen verdienen, of die ik verdiend heb? Het is alleen maar hoogmoed, een bewijs van krankzinnigheid, als je zoiets beweert. Dan ben je niet goed bij je verstand. Dan heb je bovendien een te lage dunk van wie God is en een veel te hoge dunk van jezelf.

De Schrift leert, dat al wie de Naam des Heren zal aanroepen, die zal zalig worden. Je moet een Náám aanroepen. Niet je eigen naam, maar de Naam van de Heer, staat er. Al wie de naam Jehova zal aanroepen (dat is wat er letterlijk staat in Joël 2), die zal zalig worden. Wat zegt Israël nu? Die Naam is veel te heilig, die mag je niet uitspreken. Ik heb het wel meegemaakt dat mensen weglopen als je hardop “Jehova” zegt. Orthodox Israël spreekt over de Eeuwige, de Almachtige, de Voorzienigheid, de Alwetende, maar niet over de Heer. Joodse theologie zegt: “Aanroepen is hetzelfde als ontheiligen.” Hun zijn de woorden Gods toebetrouwd, maar ze snappen er niets van. Waarom? Omdat men niet gelooft. “Zalig worden” is het resultaat van het aanroepen van de Naam des Heren. Daarom staat hier in Romeinen 10:14 ‘Hoe zullen ze Hem aanroepen, in Welke zij niet geloofd hebben?” Dus: zalig worden is uit aanroepen en aanroepen is uit geloof. Dat is wat er staat. Je moet eerst geloven, anders heeft het natuurlijk geen zin. Je kunt tenslotte niet iemand aanroepen in wie je geen vertrouwen hebt. Dan staat er: “En hoe zullen zij geloven, van Welke zij niet gehoord hebben?” Je kunt wel in iemand of iets geloven, maar dan moet je toch weten wie die iemand is, of wat dat iets is. Wil je de Naam des Heren aanroepen, dan moetje Hem kennen en dat is doordat Hij gepredikt is. Je kunt alleen in Hem geloven, als je weet Wie Hij is. Je moet weten Wie zich achter die Naam verschuilt of andersom Wie zich openbaart in die Naam. Je moet die Persoon kennen, ongeacht hoe Hij heet.

Men wordt zalig uit aanroepen, maar men roept Degene aan Die men gelooft. En men gelooft slechts in Degene van Wie men gehoord heeft. Hoe kun je van Hem gehoord hebben, als Hij nooit gepredikt is (Romeinen 10:14)? En dan is de volgende vraag in Romeinen 10:15: “Hoe zou er gepredikt worden als de predikers niet gezonden worden?” Paulus haalt dan een schriftplaats uit het Oude Testament aan. Daar staat: “Hoe lieflijk zijn de voeten dergenen die vrede verkondigen, dergenen die het goede verkondigen (Jesaja 52:7)!” Het Oude Testament leert deze waarheid al. Paulus besluit dan met vast te stellen: zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door dat wat gepredikt is uiteraard, namelijk door het Woord Gods (Romeinen 10:17). Degenen die gezonden worden, worden uiteraard gezonden om het Woord van God te prediken.

Als we die lijn helemaal volgen dan is het zo dat:

      men zalig wordt door aan te roepen. 
      men roept aan Degene in wie men gelooft 
      men gelooft, omdat men van Hem gehoord heeft en 
      het gehoor is door het Woord Gods.

Slaan we alle tussenliggende fasen over, dan staat aan de ene kant het Woord Gods en aan de andere kant het zalig worden. Men wordt dus zalig door het Woord Gods. Het Woord Gods dat:

      gepredikt wordt door hen die
      gezonden worden en dat 
      komt bij degenen die het
      horen en die daarin
      geloven en die aanroepen en zo
      zalig worden

Dit is fundamenteel. Men wordt zalig door het Woord van God. Als het Woord van God niet gepredikt wordt, heeft geen enkele andere prediking zin. Slechts het Woord van God leidt tot leven.

Zalig worden is het resultaat van het Woord van God. Zalig worden is een ander woord voor wedergeboren worden. Dat betekent in de praktijk, dat men nieuw leven ontvangt. Men wordt dus opnieuw geboren door het Woord. Ik wil u laten zien wat voor werking het Woord van God eigenlijk heeft. Wat dit Woord van God eigenlijk is en waarom het zinvol is om het te bestuderen.


Wedergeboorte.
1 Petrus 1 vers 23 zegt, dat wij wedergeboren zijn niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Een geboorte komt voort uit zaad dat gevallen is. Dat kun je op een heleboel verschillende manieren interpreteren. Zaad bestaat op een heleboel verschillende manieren. In het algemeen kun je echter zeggen, dat zaad ergens in moet vallen en sterven om vrucht te dragen. De wetenschap vraagt zich af waar leven eigenlijk vandaan komt. Het komt van het Woord van God. Men vraagt zich af wat leven is. Het leven is Christus! Dat is immers altijd zo geweest! Welnu, vandaag de dag is dat nog zo en dat blijft ook zo.

De Schrift leert dat alle dingen zijn voortgekomen uit het Woord van God. Dat is geen theologie. Dat is natuurkunde. De hele natuur komt voort uit het Woord van God. Dat weet men wel, maar men gelooft het niet.

Het leven van de oude schepping (de natuurlijke mens Adam) komt voort uit het Woord van God. Petrus zegt, dat de nieuwe schepping ook voortkomt uit het Woord van God, namelijk het onvergankelijke Zaad. Wedergeboorte komt dus tot stand door het Woord van God. Het Woord van God is levend en eeuwig blijvend. Petrus zegt er achteraan in vers 24: “Laten we elkaar niet verkeerd begrijpen, want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen.” De psalmist zegt van dat gras: “Gelijk het gras is ons kortstondig leven, gelijk een bloem die op het veld verheven wel sierlijk pronkt.” Het gras is de oude mens die vergaat. Het is mooi, maar het verdwijnt. Maar het Woord des Heren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is (1 Petrus 125). Letterlijk staat er “het Woord dat in u verkondigd is”. De vertalers begrijpen dat niet. Het gaat om het Woord, dat in ons geplant is. Wat door die gaten in onze oren naar binnen is gegaan. Het Woord verwekt nieuw leven in ons. In het oude leven ontstaat nieuw leven, zegt de Bijbel. En ondanks dat oude leven ontstaat nieuw leven.

De natuurlijke dingen zijn een beeld van de geestelijke dingen. Zo weet iedereen, dat er bij een zwangere vrouw van alles ‘misgaat’. Zij gaat bijvoorbeeld augurken eten. Je kunt aan het uiterlijk van een vrouw zien, dat zij in verwachting is. Zo gaat dat met ons ook, wanneer er nieuw leven in ons geplant is. Ons gedrag wordt anders. De wereld zegt: ‘Vat mankeert je toch, ben je soms ziek?” Nee, het gaat uitstekend, we zijn alleen in blijde verwachting. Paulus schrijft in de brief aan de Romeinen dat de oude mens allang dood is. We moeten er niet meer mee rekenen (Romeinen 6:6,11).Uit de Bijbel kennen we de geboorte van Benjamin (de zoon van mijn laatste dagen). Benjamin is een type van het gelovig overblijfsel van Israël en ook van de gemeente. Benjamin werd geboren uit Rachel op de weg naar Bethlehem in de velden van Efratha. Rachel stief bij de geboorte (Genesis 35:16-19). Daar kwam een eind aan de oude mens, maar er werd nieuw leven geboren. Dat is met ons ook zo.

Door het Woord is er zaligheid. Men wordt zalig door Degene waarin wij geloven aan te roepen, omdat wij Hem gehoord hebben. Wij hebben gehoord, omdat wij het Woord ontvangen hebben. Dat is het hele verhaal. Het Woord is het zaad der wedergeboorte. Uit dat Woord komt nieuw leven tot stand.Het Woord is eeuwig, dus is dat nieuwe leven ook eeuwig. Uit onvergankelijk zaad komt onvergankelijk leven tot stand.

In 1 Petrus 1:3 en 4 had Petrus al gezegd, dat God ons heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke,en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u. Opstanding is wedergeboorte. 

Hoe kan Woord leven voortbrengen? 
Een natuurkundige vindt dat om te lachen. Woord is immers abstract en niet tastbaar. Hoe kunnen daar dan dingen uit voortkomen, die je wel kunt beetpakken? Zo komen we midden in de grote misverstanden terecht. Het punt is: “Wat verstaan we onder leven?” Wanneer u wilt weten wat leven is, dan moet u dat niet aan een dokter vragen. Wanneer u wilt weten wat leven is, dan moet u de Schrift bestuderen. De Schrift zegt wat leven is. De Here Jezus zegt: “Mijn woorden zijn geest en leven (Johannes 6:63. ” Het Woord van God is leven.

Wat is er zo bijzonder aan het Woord, dat het Leven is? 
In de eerste plaats is Woord God Zelf. Wij praten over het Woord ván God, omdat we God als een Persoon voorstellen en het Woord van God is dan het Woord Dat Hij spreekt (wat van Hem uitgaat). We hebben dan twee dingen, namelijk God en Zijn Woord. Maar Johannes zegt in Johannes 1:1 “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God”. Dat het Woord bij God was, kunnen we begrijpen. God is er en Hij spreekt. “Nee”, zegt Johannes, “het Woord wás God.” Dat zijn niet twee dingen, maar het is één ding, namelijk één Persoon. Het ligt aan ons gebrekkig voorstellingsvermogen, dat we ons dat niet kunnen voorstellen. Wij moeten leren, dat het Woord God is! Dan staat er: “Dit was in den beginne bij God (Johannes 1:2) ” en “Alle dingen zijn door Hetzelve (door het Woord) gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is (Johannes 1:3) “. Johannes 1:4 zegt dan: “In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen.”


Waarin was het leven?
In het Woord. Er zijn mensen die zeggen, dat Christus het Woord is. Dat is natuurlijk waar. Het Woord van God, namelijk God, is niemand anders dan Christus, de Persoon van de Here Jezus Zelf. Dat staat in Johannes 1:14: “En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond…… Het gaat er om, dat de Here Jezus Woord is. Het wordt niet andersom gezegd. Er wordt niet gezegd “in den beginne was Christus”. Nee, in den beginne was Woord. Door dat Woord zijn alle dingen tot stand gekomen.

Wat is Woord? 
Een eenvoudig woordenboek kan u dat vertellen. Een woord is de formulering van een gedachte of van een idee wat u hebt. Het uitgesproken woord is ook een woord, maar een woord begint al in de hersenen. Het Griekse woord voor woord is logos. Logos is een gedachte en een getal. Zelfs een formule heet in het Grieks logos. Het woord geeft op merkwaardige wijze gestalte aan onze gedachte. Die gestalte is onzichtbaar, maar wel hoorbaar. Door het horen van woord kunt u zich een beeld vormen. Gedachten kunnen onder woorden gebracht worden. Zo ontstaat er woord. Gedachten maken deel uit van een persoon en kunnen overgedragen worden aan iemand anders.

Een ander woord voor woord is “communicatie”. Waar woorden tot stand komen, is sprake van communicatie. Communicatie betekent gedachtenwisseling. Een beter woord daarvoor is “gemeenschap”. Tijdens een bijbelstudie hebben we gemeenschap met elkaar. De gedachten van de spreker komen van binnenuit en gaan naar binnen bij de toehoorders, wanneer de oren openstaan. Zo krijgen zij dingen gemeenschappelijk. Het is de bedoeling, dat we onze bezittingen zouden delen en zelfs uitdelen aan elkaar. Dat is de werking van het Woord. Leven heeft precies dezelfde werking. Leven is ook gemeenschap. Dood is een verbroken gemeenschap. Dat is wat de Schrift ons zegt.

Tot Adam werd gezegd: “Want ten dage, als gij van die boom eet, zult gij den dood sterven (Genesis 2:17b) .” Letterlijk staat er “zult gij stervende sterven”. Adam stierf volgens de dokter niet op die dag, want hij leefde nog vele jaren. Volgens God stierf Adam wel op die dag. De gemeenschap tussen Adam en God werd op die dag verbroken. Dat is dood, want dood is scheiding. Dat is geen gekke toepassing van het begrip dood, alsof er sprake zou zijn van een geestelijke dood. Nee, Adam was dood. Toen God Adam nodig had, moest Hij Adam zoeken in de hof. God was Adam kwijt. Toen God Adam gevonden had, werd hij uit de hof gezet. Er kwam een tweesnijdend scherp zwaard aan te pas om de weg naar de boom des levens af te snijden. Het zwaard veroorzaakt dood en scheiding tussen de bron van leven (de Heer Zelf) en de mens. In Militaire dienst moesten we leren: ” Iemand is dood, wanneer het hoofd van de romp gescheiden is.” Dat is het enige waar je het echt aan kunt zien. In andere gevallen was het niet zomaar duidelijk.

Wanneer de Schrift van iemand zegt, dat hij dood is, wat moeten wij dan vragen? Dood voor wie? Van wie is hij gescheiden? Dood is niet een zaak die op zichzelf staat. Dood is een scheiding van iets of iemand anders. Dood is in principe de scheiding van het Leven Zelf, namelijk van God Zelf. Een ieder die geen gemeenschap met God heeft, die is dood. Ook al noemen wij het leven. Wij hebben onze normen verlaagd. Wanneer wij gemeenschap met iemand hebben, van mond tot mond of via de telefoon, dan zeggen wij: “Hij leeft.” Zo iemand hoeft geen gemeenschap met God te hebben. De Schrift zegt van de natuurlijke mens, dat hij dood is door de misdaden en zonden (Eféze 2:1). De natuurlijke mens is afgesneden van God, van het Leven, van het Woord. Nu zijn we waar we wezen moeten. Gemeenschap komt tot stand door het Woord. Woord (ons spreken) brengt ons tot elkaar. Wanneer je geen gemeenschap hebt met elkaar, dan ben je dood voor elkaar. Dan leef je niet. Wij zeggen dan: “Dat is toch geen leven!” Een leven behoort een leven van gemeenschap op allerlei niveaus en manieren te zijn. In de eerste plaats met God Zelf. Iemand die dood is, komt in gemeenschap met God, doordat God tot hem spreekt. Zodra het Woord van God geaccepteerd (aangenomen) wordt, is er gemeenschap tot stand gekomen. Waar gemeenschap is, daar ontstaat en is leven. Dat is een heel eenvoudig principe. Het is altijd waar.

Wanneer wij het Woord van God ontvangen, ontstaat er leven. Hoe en op welke wijze, daar hebben we het niet over. Het leven is er slechts door het Woord van God. Woord is volgens de Schrift het tegenovergestelde van dood. Denkt u maar aan de bijbelse beelden die daarvoor gebruikt worden. Lazarus was dood. Dat wil zeggen dat hij niets meer kon horen, omdat zijn oren niet meer werkten. Wat gebeurde er? De Heer kwam en zei: “Lazarus, kom er uit (Johannes 11:43).” Het Woord van God kwam tot Lazarus en er ontstond nieuw leven. Bij het dochtertje van Jaï rus gebeurde precies hetzelfde. De Heer sprak: “Gij dochtertje, sta op (Markus 5:41) .” Het Woord van God, de Heer Zelf, Die het Woord is, kwam en daar kwam leven.

Wanneer God tot ons spreekt, ontstaat er leven in ons, wanneer wij dat Woord accepteren. Dat is geen vroom verhaal, maar datgene wat de Schrift ons voorhoudt. Er is geen ander leven dan leven dat ontstaat door het Woord van God. Het woord van geen enkel mens is in staat om leven te geven. Ons woord brengt slechts een tijdelijke gemeenschap tot stand. Soms ontstaat er een relatie, maar in vele gevallen niet. Dat hangt van het vertrouwen af, dat we in elkaar stellen. Wanneer wij ons vertrouwen op de Heer stellen, dan ontstaat daar nieuw leven. Eén woord dat van de één tot de ander komt, brengt leven. Wanneer het daarbij blijft, is het leven weer voorbij. Eén woord dat overspringt, is in principe leven. Als er daarna geen woord meer komt, dan is er vervolgens sprake van dood. Er is dan geen gemeenschap meer. 

Wij zijn behouden geworden, doordat wij het Woord van God geaccepteerd hebben. Welk woord? Ja goed, dat Woord over het verzoeningswerk van de Here Jezus. We hebben de Heer Die mens werd en zijn leven gaf in onze plaats en voor ons opstond uit de dood, geaccepteerd. Goed, we zijn dus tot leven gekomen, maar hoe moeten we nu verder? Bepaalde boeken zeggen, dat men aan nazorg moet doen en vooral dit niet en dat wel moet doen. Het enige wat ik weet is dat, wanneer er leven door het Woord van God tot stand komt, dat leven slechts kan voortbestaan en ontwikkeld worden, doordat dat Woord blijft komen en geaccepteerd blijft worden. Er staat namelijk heel wat meer in de Bijbel dan dat de Here Jezus mens werd en leed en stierf in uw plaats en opstond uit de dood. Dat is niet het hoogste ideaal, maar het is een beginpunt. Dat is het eerste wat we aanvaarden moeten. Dat is de eerste ontmoeting die we met de Heer hebben. Daar vindt het nieuwe leven zijn oorsprong. Als we op die wijze begonnen zijn (wedergeboren zijn), dan kunnen we alleen verder, wanneer we de rest van het Woord ook accepteren. Namelijk door het Woord te bestuderen.

Het bezig zijn met het Woord van God kan dus nooit een ander gevolg hebben, dan dat het Leven wat ooit in ons verwekt is, groeit. Waardoor kan dat Leven nog meer groeien? Nergens door. Er is niets anders. Al onze werken, al ons proberen, al ons ijverig zijn en ons best doen dient tot niets en bouwt ons leven niet op. Integendeel, het put ons leven uit. Zo is het met de natuurlijke mens ook. Wanneer de mens geen voedsel tot zich neemt en alleen maar hard werkt, zal hij binnen afzienbare tijd sterven. Dat kan dus niet. Voor de wedergeboren mens geldt hetzelfde principe. Het enige wat zo iemand moet doen, is dat Woord blijven nuttigen. De Here Jezus, Die van zichzelf zegt, dat Hij het Woord is, Die zegt ook: “Ik ben het brood des levens (Johannes 6:48) .” De Heer werd dan ook in Bethlehem, in het broodhuis, geboren. Daarom eten wij van dat ene brood, zegt Paulus in de Korinthebrief (1 Korinthe 10:17). Wij eten van Christus. Jezus zegt: “Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; … (Johannes 6:54).” Wie deel heeft aan Hem, wie Zijn woord tot zich neemt, die leeft. Er is geen andere boodschap. Ik kan u niets anders voorhouden.

Alleen het Woord van God wekt tot leven. 
Hoe het dat doet, is onze zaak toch niet? Wij hoeven het niet te weten. Wij moeten het alleen geloven. Dat is niet zo moeilijk, want je doet het gewoon. Je neemt een hap Brood en dan blijkt het te werken. Je hoeft niet te weten hoe het zit met de menselijke stofwisseling om in leven te blijven. Je moet gewoon eten van het brood. Dat moet een christen ook doen. Hij moet dat Woord bestuderen. Ik merk elke keer weer, dat iemand die pas tot geloof gekomen is, zeer begerig is naar het Woord. Men is dan zo hongerig en men wil meteen alles weten. Wat gebeurt er dan in vele gevallen? Er komt een predikant die ervoor gestudeerd heeft, aan te pas. Die predikant is precies in staat om zo iemand af te remmen. Hij zegt, dat je rustig aan moet doen. Wanneer je regelmatig in de kerk onder het Woord komt, zal alles wel goed met je gaan. Een mens kan toch niet alles weten? De Schrift is immers vreselijk moeilijk enzovoort. Nou, dat is niet zo, hoor. Als dat zo was, begreep ik er ook niets van.

We moeten omgaan met het Woord. De mensen vragen wel eens: “Waar heb je dat allemaal vandaan?” Nou, het staat allemaal in de Bijbel. Het omgaan met het Woord doe je niet, omdat het moet of omdat de kerk dat oplegt, niet uit vroomheid of omdat er iets te verdienen valt. Nee, in het Woord vind je Leven. De mensen klagen, dat ze geen houvast hebben in het leven. De trapleuning zit goed vast, dus die houvast zoeken ze niet. Ze bedoelen geestelijke houvast. Een houvast niet voor hun handen (voor hun daden), maar voor hun denken. Men zoekt naar vaste normen, waaraan men zichzelf, zijn kennis en de wereld kan spiegelen. Men zoekt steun bij vaste gegevens. Bij dingen die waar zijn en waar blijven. Bij dingen die je niet hoeft aan te passen.

Wanneer je met rooms-katholieken praat, dan hebben ze altijd de klacht dat ze vroeger allerlei dingen moesten doen, die nu niet meer hoeven. Ik las laatst in de krant, dat de katholieken vroeger eenmaal per week moesten biechten. Tegenwoordig hoeft dat niet meer. Ze gaan nu twee keer per week naar de psychiater. Daar biechten ze ook, maar dan kost het geld. Het is een tragisch verhaal, maar de mens is zijn houvast kwijt. Komen we vandaag met roomskatholieken in aanraking die de Bijbel leren kennen, dan zeggen ze: “0, staat dat er, geweldig.” De kerk had het dus verkeerd, maar dat wisten ze al, omdat wat altijd moest, nu niet meer hoeft, want de kerk heeft het afgeschaft. Hetzelfde geldt voor protestantse kringen en zelfs al voor de evangelische kringen. Wat vroeger algemeen geaccepteerd was, kun je er nu niet meer in krijgen. Men hoeft dat niet meer. Men heeft geen normen meer. Men is alles kwijtgeraakt. Toch zijn er normen.


Waar moet een mens die geen houvast meer heeft, naartoe?
Naar het Woord. Die normen, die vaste dingen, staan in het Woord van God. Dat is de rots die vast gefundeerd is. Die rots hoef je niet te verdedigen. Op die rots moetje gaan staan. Die rots verdedigt jou. Dat is je houvast. Voor sommige mensen is die rots een steen des aanstoots. Zij struikelen er over. Israël als volk schopte tegen de Steen en is daarom gevallen (Mattheus 21:42-44). De Schrift zegt: “Bouw je huis op de rots” (Mattheus 7:24,25). Dat is het beste wat je kunt doen. Die rots wankelt niet. Zo is het met het Woord van God. Dat Woord wankelt niet. Het Woord heeft ons het leven geschonken en het onderhoudt ons leven ook. Het gaat over geestelijk leven. Dat is een leven dat niet met onze daden te maken heeft, maar met ons denken. In ons denken kunnen we een leven leiden zoals we zelf willen. In het Nederlands zeggen we, dat gedachten tolvrij zijn. Met ons lichaam kunnen we niet doen en laten wat we zelf willen. Het eeuwige leven dat wij ontvangen hebben, is geen zichtbaar leven, maar het is in ons. De Schrift zegt ons ook: “Wordt veranderd door de vernieuwing van uw denken (Romeinen 12.:2).” Er staat niet “verander uw denkwijze”. Nee, je moet eerst anders denken en daardoor wórd je veranderd. Als je anders wilt denken, moet je dat leren. Denken is namelijk het verwerken van informatie. Anders denken begint bij het tot je nemen van andere informatie. Daarom is het belangrijk wat wij lezen. Ik zeg niet, dat je bepaalde dingen niet moet lezen. Dat is negatief. Ik zeg, wat u wél moet lezen en wél moet bestuderen. U moet namelijk het Woord van God tot u nemen en die informatie verwerken. Zo wordt uw denken veranderd. Dat kan niet anders. Je krijgt dan het verschijnsel van mensen die in bepaalde situaties bijbelteksten op gaan dreunen. Hoe komt dat? Dat komt, omdat zij het Woord kennen. Men is met het Woord bezig geweest en dat Woord werkt.

Wanneer ik gras zie, dan denk ik: “Gelijk het gras is ons kortstondig leven.” Voor mij is gras een beeld van de mens en anders niets. Een tarwekorrel is een beeld van Christus, Die in de aarde viel en stierf om vrucht te dragen. Je kunt tarwekorrels ook zaaien en maaien en er vervolgens brood van bakken. Dat is echter ook een type van Christus. Je leert door het Woord anders denken. Je leert om niet aan jezelf te denken, aan je eigen portemonnee en dergelijke. Je leert denken zoals God denkt, namelijk om Christus, om het Woord.

Een mens wordt niet veranderd door bepaalde dingen te doen of te laten. Dat helpt niet. Alleen het Woord kennen, bestuderen en ons eigen maken helpt. En zeggen: “Staat dat er? Geweldig, hè!” Er zijn altijd mensen die zeggen: ‘Wat heeft dat nu voor zin om bijbelstudie te doen? De wereld is in nood en waarom zouden wij als christenen ons in de details van de Bijbel verdiepen.” Die mensen begrijpen het niet. Het Woord is immers leven en voedsel! Wie praat er nu over een wereld in nood. Wat heeft het voor zin, dat wij brood eten, terwijl de wereld in nood is. Heel eenvoudig, dan blijven wij tenminste in leven. Wanneer wij niet in leven blijven, dan heeft de wereld er ook niets aan. Zo is het met de nieuwe mens ook. Wij bestuderen het Woord van God, opdat wij staande zouden blijven. Dat is naar de wil van God. Daarna moet er misschien nog meer gebeuren. Maar als wij niet eten, als wij niet leven en gemeenschap hebben via het Woord met God Zelf, dan hoeven we over de wereld in nood al helemaal niet te praten. Wij hebben de wereld toch niets te bieden. Als u dat wel hebt, kunt u dat bijvoorbeeld via het rode kruis doen. Na dat gedaan te hebben, gaan we alsnog bijbelstudie doen.

Wij zijn door het Woord wedergeboren en hebben leven ontvangen. Het praktizeren van (het omgaan met) dat Woord is dus Leven. Het Woord is, ook al is het bedrukt papier, Christus! Het Woord is God. Paulus zegt, als we vragen waar hij mee bezig is: “Ach, het gaat erom, dat ik Hem kenne en (namelijk) de kracht van Zijn opstanding (Filippensen 3:10) .” De opstanding slaat ook op de opgewekte Christus. Hem kennen, is de Opgewekte kennen. De Schrift zegt: “En Adam kende Eva, zijn huisvrouw (Genesis 4:1) .” Wij weten dat dat betekent dat hij gemeenschap met haar had. Kennen is in de Bijbel echt hetzelfde als gemeenschap hebben. Als Paulus zegt “opdat ik Hem kenne en de kracht van Zijn opstanding”, dan heeft hij het niet alleen over een intellectuele studie, maar dan heeft hij het wel degelijk over het
gemeenschap hebben met Christus.

 

Hoe kunnen we gemeenschap hebben met Christus? 
Via het Woord. Via het geschreven en gedrukte Woord van God. Via het gedrukte Woord van God kennen wij het vlees geworden Woord van God. Dat is het hele verhaal. Wij moeten Hem kennen en de kracht van Zijn opstanding. Het gaat om het gemeenschap oefenen met Christus. Dat is de enige weg die ons voorgehouden wordt. Als Paulus bidt voor de gelovigen, dan bidt hij niet: “Ach, Here, geef hun toch dit en geef hun toch dat. ” Wel nee, Paulus bidt dat de God van onzen Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve een Geest van wijsheid en openbaring in kennis van Hem (Efeze 1:17). Paulus bidt, dat de gelovigen in staat zouden zijn Hem te kennen. Hem kennen wil ook zeggen, dat we weten, waar de Heer is en wat Hij nu en in de toekomst doet. Hem kennen wil zeggen, dat we weten welke functie Hij nu vervult en welke in de toekomst. Als we dat niet weten, weten we ook niet wie we zelf zijn en waar we zelf staan. Als we niet weten wie Christus nu is, hoe zouden wij weten wie we zelf zijn? Wij zijn immers in Christus. Wij zijn met Hem verbonden. Onze houvast kennen we slechts op één manier, namelijk door het bestuderen van de Schrift. Dat leidt altijd, welke bladzijde we ook opslaan, tot kennis en dus gemeenschap van en met Christus. Dat leidt tot de ontwikkeling van ons leven en al het andere stelt niets voor.

Het beste wat wij kunnen doen, is het omgaan met het Woord. Niet erover praten, er vanuit praten. Dat wil zeggen, het Woord openen om te zien wát God zegt. Wáárover God wat zegt, zien we daarna dan wel. We moeten het Woord niet openen om te zien, hoe Hij in onze problemen kan voorzien. We moeten onze problemen vergeten en gewoon de Bijbel openen. Dan worden de problemen opgelost voordat we ze hebben. Dat is schriftuurlijk. Vragen worden beantwoord, voordat we ze hebben. Zo hoort het. Het enige wat we moeten doen, is het Woord openen. Dat kan iedereen. God stelt ons in staat om Zijn Woord te bestuderen. De Schrift zegt: “Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere ” (Jakobus 1:5). ” Paulus bidt daarom ook voor die Geest van wijsheid, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn (1 Korinthe 2:12). Wij zijn in staat om Gods Woord te kennen en het is ook onze opdracht. Laten we niet dezelfde fout maken als Israël, aan wie het Woord van God was toebetrouwd, maar dat verzuimde om het zelf te bestuderen en te accepteren. Het gevolg was, dat Israël ook niet in staat was om het Woord te prediken. Dat is de volgende fase. Laten wij beginnen het Woord tot ons te nemen en of we het dan zullen prediken, zal vanzelf wel blijken.

De Schrift zegt: “Wanneer wij dat water des levens tot ons nemen, dan wordt het in ons tot een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven (Johannes 4:14). ” Dan hoef je niet meer te zeggen: “ga naar buiten, ga getuigen.” Welnee, dat hoef je niet meer zeggen. Wie dat water tot zich genomen heeft, doet dat vanzelf. Zo iemand is niet tegen te houden. Dat is de kracht van het levende Woord van God in een oude gevallen mens die dood is in misdaden en zonden. Als de zondaar in communicatie treedt met de Heer, leeft hij. Dan is het de Heer Die Zijn Woord en Zijn leven volbrengt in degenen die uit Hem geboren zijn.

Zo leven wij uit genade en door het Woord.